Getuigenis Vicky 22 september 2012

26 juni 1999 . Ik ben jong, onbezorgd, en heerlijk gelukkig. Vandaag trouw ik met de man van mijn leven.
We zoeken ons de eerste maanden een weg in ons nieuwe leven samen. En we vinden die. De kinderwens wordt groter en groter.

Juli 2000. Ik ben jong, onbezorgd, en zwanger. Ons eerste kindje is op komst. Een heerlijke, zorgeloze zwangerschap.

4 maart 2001 . Ik ben jong, onbezorgd, en voor het eerst mama. Een gevoel van trots, warmte en oneindige liefde overmeestert me. Fientje is een klein wonder, een perfect klein meisje. Ze heeft een lief snuitje, is altijd goedgezind, slaapt goed, eet flink, … Alles wat een mama en papa zich wensen. Na enkele weken wordt vastgesteld dat ze gehoorverlies heeft aan beide kanten, dat opgelost zal moeten worden met hoorapparaatjes. Mijn meisje is dan toch niet perfect … Eventjes staat mijn wereld stil. Heel eventjes, want daarna kan ik het plaatsen als een technisch mankementje, dat gemakkelijk opgelost kan worden. Ik ga gewoon verder met genieten van dat kleine mensje dat elke dag mijn leven kleurt.

17 november 2001. Ik ben jong, en heb vreselijke zorgen. Na twee maanden van onderzoeken krijgen we afschuwelijk nieuws. Fientje heeft een stofwisselingsziekte. Er is niks aan te doen. Ze zal stilaan al haar vaardigheden verliezen, en heel vroeg sterven. Datzelfde moment vertellen de dokters ons ook dat het erfelijk bepaald is, dat elk volgend kindje 25% kans heeft ook ziek te zijn.

Mijn leven staat stil, mijn toekomst zakt in elkaar, de droom waarin ik leefde, dreigt plots een grote nachtmerrie te worden. We rijden van Leuven naar huis, met ons grootste geluk op de achterbank. Ons grootste geluk, dat ons veel te vroeg afgenomen zal worden. Niemand kan er een termijn op kleven. Heeft Fientje nog enkele weken te leven, maanden, jaren?

 We blijven een week thuis, om alles te laten bezinken. Om regelingen te treffen, om mensen op de hoogte te brengen, om even weg te zijn van de wereld. In die week is Fientje zo vrolijk, alsof ze ons een boodschap wil geven. Ze geeft me de moed om verder te gaan, om alles op alles te zetten, om te genieten van wat we wel nog zullen hebben. En dat doe ik . Elk momentje met haar hou ik vast, ik geniet ervan, ik haal echt het onderste uit de kan. Vele mensen noemen me flink, moedig, enzovoort.


10 september 2003. Ik lijk wel 20 jaar ouder, mijn lief zorgenkindje is net vertrokken. Zachtjes ingeslapen.

We geven haar een prachtige afscheidsviering, waar honderden mensen komen laten voelen dat ze met ons meeleven. Iedereen vindt me weer zo flink…

Mijn leven gaat verder. Ik leef niet, ik overleef. Voor haar, omdat ik denk dat zij haar mama niet verdrietig wil zien . Omdat Fientje mij leerde wat onvoorwaardelijke liefde is, heb ik mijn kinderwens nooit opzij kunnen zetten. We beslissen samen dat we nog kinderen willen. Een leven zonder kinderen is zo leeg …

We vinden een team van dokters dat ons wil en kan helpen, dat ons begrijpt, dat met ons op weg wil, om aan een nieuwe toekomst te bouwen. Ik ga ervoor. Ik ben flink, ik laat me niet kennen. Keer op keer krijgen we slecht nieuws te verwerken, maar ik ga door. Ik wil en zal nog een keer mama worden. Ik wil tussendoor geen rustpauzes, ik wil alleen maar zwanger geraken.

Na vele pogingen, veel tegenslagen, veel verdriet, lukt het. Ik ben zwanger. Eindelijk. Ik ben de koning te rijk, en denk dat ik de wereld aankan. Mijn geluk is nog groter, als mijn tweede kindje ook een meisje blijkt. Een wens die ik heel de zwangerschap koesterde … terug een meisje. Lieke werd geboren, een flink, nieuw, klein wondertje. Ook van haar geniet ik ten volle. Ze gaat regelmatig mee naar het kerkhof, waar ze al snel de weg kent, en graag rondkijkt naar alle spulletjes die mensen op de grafjes zetten.

 Alle babyspulletjes van Fientje worden terug gebruikt; ook haar kleertjes worden van de zolder gehaald. Ik ben ervan overtuigd dat ik het hele verhaal een plaats heb gegeven, en dat Fientje nog zachtjes aanwezig is in ons leven. Mooi alles in evenwicht. Iedereen vindt me zo flink, ik vind het gewoon.

We willen graag nog een kindje. Terug naar de dokters, terug de hele weg, maar deze keer loopt het gelukkig allemaal wat vlotter. Twee jaar na Lieke wordt ons derde meisje geboren, Ginneke. Derde keer op rij een wolk van een baby, een bloem van een kind. Weer geniet ik ten volle. Al is het thuis niet altijd even gemakkelijk. Lieke blijkt een dametje met pit te zijn, heel veel . Ik vond het heel moeilijk te aanvaarden dat ze niet zo perfect is als haar zusje, dat ze scherpe kantjes heeft, en probeerde die koste wat kost glad te schuren. Ik deed zo mijn best om dat karaktertje te kneden, te veranderen, te perfectioneren. Een onbegonnen werk, en vooral heel fout. Maar dat had ik toen niet door. Er kroop heel veel van mijn energie in. Op haar 4.5 , na 2.5 woelige jaren, leek ze terug wat te kalmeren. Ze werd wat gemakkelijker.

De rust bij ons thuis keerde weer. Ik leerde haar voor 200 % te aanvaarden, met haar scherpe kantjes. De liefde die ik altijd voor haar voelde, is veel verdraagzamer geworden, minder eisend.

Ginneke groeide ondertussen op, ze ontpopte zich als ongelooflijk vrolijk kind, een echte knuffelbeer, ze fladdert door het leven. Mijn dieptepunt was de dag dat Ginneke voor het eerst naar school ging. Dat ik nu ook nog mijn jongste moest loslaten, moest delen met juffen, andere kinderen, mama’s aan de schoolpoort … Dat was er echt teveel aan. Ik kon niet verder. Ik werkte deeltijds, en elke dag dat ik moest gaan werken, stond ik ziek op. Tot ik besliste dat het zo niet verder kon. Ik dacht aan een burn-out, omdat de klachten er vooral waren op mijn werkdagen. Mijn dokter dacht er anders over. Hij schreef me een week ziek, langer wou ik niet. Ik was gewoon moe, zo dacht ik; ik zou daarna wel terug kunnen gaan werken. Maar niks was minder waar. In die week ben ik tot inzicht gekomen. Mijn lichaam gaf me duidelijke signalen. Mijn geest deed dat al jaren, maar dat negeerde ik gewoon. Ik was toch zo’n flinke vrouw. Dat ik mijn lichaam en mijn geest aan ’t verwoesten was, heb ik pas maanden later ontdekt. Het is in mijn leven geslopen, heel stilletjes, zonder dat iemand het door had. Sommige dingen schreef ik ook af als stress …

Ik zocht hulp bij een psychologe. Na één gesprek had zij het over een vastgelopen rouwproces. Zelf vond ik dat nogal goedkoop. Als je kind gestorven is, jaren geleden, en je ziet het allemaal eventjes niet meer zitten, dat zit je maar met een vastgelopen rouwproces. Waar het was vastgelopen, kon ze me zo niet zeggen. Dat gingen we samen uitzoeken.

 Aha, werk aan de winkel, laat ons dat maar snel aanpakken, dacht ik zo. Zij sprak van elke week een gesprek, als het aan mij lag, ging ik alle dagen. Laat dat maar vooruitgaan.

Maar neen, één gesprek per week was meer dan genoeg, vond zij. En ze bedoelde daarmee “ belastend genoeg”.

Samen doorliepen we heel Fientjes leventje. Heel haar ziekteproces, de laatste weken, die enorm zwaar waren voor mij. Haar begrafenis, de weken erna. De lijdensweg tot Lieke er was, en ook de strubbelingen die ik had met haar.

In de loop van de tijd dat ik bij haar regelmatig op gesprek ging, vroeg ik me soms af wat ik daar ging doen. Ik vertelde en vertelde, soms stelde ze me daar bijkomende vragen bij. Maar ik voelde het allemaal niet aan als bevrijdend, of verhelderend, of weet ik veel wat. Maar achteraf besef ik heel goed wat zij met me gedaan heeft. Samen doorliepen we de laatste jaren, bepaalde momenten werden heel intens terug beleefd. En zo hielp ze mij om Fientje meer en meer los te laten. Want ik dacht dat ze een klein plekje had in ons leven. Ik vond het best knap dat Lieke en Ginneke in Fientjes bedje sliepen, en in haar buggy zaten, en haar kleertjes aankregen. Maar mensen met psychologische achtergrond zagen dat ze nog veel te aanwezig was. Veel foto’s, een kastje voor kleine prulletjes van haar, …. In elke kamer stond iets, of vanalles. Op de zolder dozen vol met spulletjes die op haar grafje hadden gestaan.

Stilaan ruimde ik alles op. We waren ondertussen bezig met verbouwen, en het feit dat kasten verhuisd werden, en er echt plaats moest gemaakt worden, hielp me wel met spulletjes van haar weg te doen.

Alles wat met Fientje te maken heeft, krijgt een plekje, maar daarom niet per sé zichtbaar. Vooral een plek in mijn hart.

Op die manier heb ik terug rust in mijn leven gekregen. Ik heb Fientje leren loslaten. En daarbij heb ik de wijsheid verworven, dat je in het leven dagelijks dingen moet loslaten.

De meisjes gaan naar school, en ik weet begot niet wat ze daar allemaal doen en leren. Soms vertellen ze vanalles, soms helemaal niks. De drang om alle dagen aan de juf te gaan vragen of ze flink zijn geweest, is weg. Loslaten. Mijn ouders hebben een mobilhome, en nemen de kindjes graag eens mee. En dan zit ik daar, moederziel alleen. De kinderen weg, zonder reden. Tegenwoordig kan ik dat. Loslaten.

Ik ben in de zomer twee maanden thuis. Klinkt heerlijk, maar soms snak ik naar een job achter een bureau en zonder schoolvakanties … Daarom ging Ginneke afgelopen zomer naar een speelplein. En Lieke op scoutskamp. Omdat ik niet constant met de twee kinderen zou thuis zijn. Vroeger vond ik dat een vreselijke gedachte, nu kan ik dat. Loslaten.

Lieke gaat ondertussen naar de scouts, waar ze dingen leert die niet bepaald in onze opvoedingsstijl passen. Maar ze weet dat dat voor op de scouts is. En ik heb geleerd om me daar niet druk in te maken. Ze weet perfect wat beleefd is en wat onbeleefd. Scoutsmanieren? Loslaten.

Lieke is op scoutskamp geweest. Vijf dagen weg, zonder enig berichtje. Loslaten.

Met pijn in het hart weliswaar. Ik wil dat mijn huis altijd opgeruimd en netjes is. Niet naar de bakker vertrekken als er nog speelgoed ligt, regelmatig poetsen. En niemand doet dat zo goed als ikzelf. Maar da’s moeilijk, als je 4/5 werkt. Dus zocht ik me een poetsvrouw. Ze is niet perfect, maar wel heel goed. Loslaten.

 De gesprekken bij de psychologe hebben er stilletjes voor gezorgd dat ik alles in de juiste proporties en in de juiste perspectieven kan zien. Ik ben niet perfect, bijlange niet, maar nu weet ik ook dat niemand dat van me verwacht.

Ik ken nu mijn grenzen, en bewaak die heel streng. De periode voordat ik thuisbleef, ging ik bijna dagelijks over mijn emotionele grenzen. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Dat laat ik niet meer gebeuren. Soms zeg ik gewoon “nee, dat doe ik niet”. En daar schrikken mensen dan soms wel van, maar uiteindelijk geeft dat wel een goed gevoel. Ik doe alleen nog wat ikzelf aan kan.

 Na 9 maanden ben ik terug gaan werken. Halftijds, niet gemakkelijk, maar wel doenbaar. En met de nodige reserves. En veel hulp en begrip van mijn naaste collega’s. Maar ze waren blij en opgelucht, dat ze terug hun collega van heel lang geleden zagen.

En zo voel ik me ook. Herboren. Rustig. Genietend van wat ik nog heb : mooie herinneringen aan Fientje, en daarbovenop twee prachtige dochters, die hun mama zo nodig hebben.

Ik besef nu heel goed, dat het moeilijk is beginnen lopen na de geboorte van Ginneke. Twee-en-een-half jaar lang heb ik mezelf sterk gehouden, tot er van mezelf bijna niets meer overbleef. En toen ben ik mezelf opnieuw gaan zoeken. Stap voor stap Fientje losgelaten, en mijn leven rond de twee andere meisjes opgebouwd. De raakpunten met mijn leven met Fientje worden kleiner en kleiner. De kinderen gaan niet in de wijk naar school, dus de andere mama’s aan de schoolpoort weten niet van Fientje. Soms komt het wel ter sprake, en dan vertel ik graag over haar. Maar op die manier merk ik, dat haar plekje in ons leven kleiner en kleiner wordt. Niet in ons hart.

In het begin ging ik alle dagen twee keer naar het kerkhof ; tegenwoordig kom ik er soms weken niet. Ik ga er liefst alleen naartoe. Want haar tuintje blijft mijn plekje om verdriet toe te laten. Als ik het moeilijk heb, ga ik naar daar. Rustig, stilletjes, wij met ons tweetjes.

 En soms gaan Steven en de kindjes mee. En de meisjes gaan daar dan bellenblazen. Allemaal bellen, die symbool staan voor een stukje droom die uit elkaar spatte, maar evengoed voor een verbondenheid tussen de zusjes. Ze blazen die bellen helemaal special voor haar.

Terug naar verslag herdenkingsdag 2012